Participate!
Menu

Geen twee mensen met autisme zijn hetzelfde. Sommigen staan onverschillig ten opzichte van andere mensen en geraken zo soms geïsoleerd van hun omgeving. Anderen nemen weinig initiatief om contact te maken maar laten zich wel benaderen. Nog anderen zijn sociaal erg actief, maar worden in hun omgang met anderen vaak als vreemd ervaren.

Deze verschillen doen zich al op zeer jonge leeftijd voor. Het ene kind met autisme heeft al in de wieg moeite om oogcontact te maken. Het strekt zijn armpjes niet uit naar zijn ouders om opgepakt te worden en verstijft wanneer men dat doet. Het andere kind is een 'gemakkelijke' baby die urenlang in zijn bedje naar het licht op het plafond ligt te kijken zonder zijn noden of behoeften kenbaar te maken.


Kinderen met autisme hebben weinig gelaatsuitdrukkingen, weinig mimiek en weinig gedrag om tot sociaal contact te komen. Ze hebben moeite om in relatie te treden met anderen. Centraal daarin lijkt een gemis aan wederkerigheid in de sociale relatie te staan. Kinderen met autisme zullen eerder 'gebruik maken' van volwassenen door hen bijvoorbeeld bij hun pols te grijpen en hun hand naar het voorwerp te leiden dat ze willen hebben. Daarom hebben ouders vaak het gevoel dat ze ‘werktuigen’ zijn in dienst van hun kinderen.

We weten nu dat verschillende cognitieve en zintuiglijke kenmerken van mensen met autisme hun sociale relaties beïnvloeden (zoals hyper- of hypogevoeligheid, centrale coherentiestoornissen en problemen met de theory of mind).

Zij vertellen...

Ons lichaam schreeuwt om contact met de ander, maar wanneer er contact is, doen pijn en verwarring ons terugdeinzen. Ik heb 25 jaar nodig gehad om iemand de hand te kunnen schudden en recht in de ogen te kijken.Temple Grandin

Als kind wou ik heel graag vriendjes hebben. Alle kindjes hadden vriendjes. Ik wou met andere woorden vriendjes hebben om mij niet abnormaal te voelen. Maar als ik op de speelplaats was en er kwam iemand naar mij toe, deed ik vervelend want ik kan er niet mee overweg.
Dominique Dumortier

Wanneer Cédric begon te spreken, zei ik, kijk naar mij, kijk wat ik doe met mijn lippen, zo zal je leren spreken.
De grootmoeder van Cédric

Seppe kijkt ons steeds aan. We hebben niet meer het kind voor ons die onze blik ontwijkt toen hij 5 à 6 oud was. Nu kijkt ons zelfs recht in de ogen.
De ouders van Seppe

Opdat Thomas in mijn armen kalm zou blijven liggen, moest ik altijd dezelfde blauwe trui aan, mijn haar moest in een paardenstaart met een rood lint erin en ik moest altijd dezelfde oorringen aan. Als er één detail veranderde, veranderde alles.
Hilde De Clercq