Hypothese van het voorspellende brein

Deze hypothese stelt dat ons brein voortdurend voorspellingen doet en verwachtingen creëert over wat we (zullen) waarnemen. Deze voorspellingen vormen ons interne model van de realiteit die gebaseerd zijn op onze waarnemingen.

Het brein wordt dus beschouwd als een actief voorspellende machine. Wanneer de voorspelling niet overeenkomt met de realiteit treedt er een voorspellingsfout op. Bijvoorbeeld, de bus komt 4 minuten later dan gepland of je ziet het gezicht van een vriend vanuit een andere hoek dan gewoonlijk. Afhankelijk van de grootte van deze voorspellingsfout moeten we ons interne model aan de realiteit aanpassen. Bij grote verschillen maken we aanpassingen, bij kleine verschillen met de realiteit is dit niet nodig. Bijvoorbeeld wanneer ik verwacht de buurman te zien nadat er werd aangebeld maar het is de buurvrouw, dan is het nuttig dat mijn intern model wordt aangepast. Zie ik het gezicht van een vriend vanuit een andere hoek, blijft het nog steeds het gezicht van die vriend en is aanpassing niet nodig.

De hypothese van het voorspellende brein stelt dat het brein bij mensen met autisme minder flexibel omgaat met deze voorspellingsfouten, waarbij ook kleine afwijkingen zwaar doorwegen en voor onzekerheid en stress zorgen. Dit zou de voorkeur voor voorspelbaarheid, moeite met veranderingen en beperkte interesses, maar ook het oog voor detail, zintuiglijke overgevoeligheid en sociale problemen kunnen verklaren.

De hypothese van het voorspellende brein is relatief nieuw en werd nog maar beperkt onderzocht. Studies uitgevoerd door EXPLORA (Universiteit Gent) vonden inderdaad ondersteuning voor deze hypothese maar verder onderzoek is nodig om te bepalen of het verschillende aspecten van autisme kan verklaren.