Communicatie in de woonkamer

“Michel herhaalt soms onze woorden, maar hij gebruikt taal nog weinig om iets te vragen. Hoe kunnen we hem stimuleren om iets te vragen?”

Observeren

Michel is 4 jaar en heeft een ontwikkelingsachterstand.
Michel begrijpt heel eenvoudige opdrachten en aanwijzingen, (“wachten”, “kom hier”, “neem vast”, …).
Michel herhaalt woorden en soms korte zinnen (echolalie), soms antwoordt hij kort op een vraag. Spontaan praat hij heel weinig.
Hij reageert als hij zijn naam hoort.
Michel heeft een oudere broer van 6 jaar.
Michel speelt niet echt samen met zijn broertje. Zijn lievelingsbezigheden: rondjes rijden met zijn fiets (loopwagen) en spelen met het dierenhuisje.

Een doel bepalen

Michel vraagt zijn lievelingsspeelgoed, meer specifiek zijn fiets door een afbeelding te geven aan één van de ouders. De kans dat hij zijn fiets wil om mee te spelen is groot omdat hij er dagelijks rondjes mee rijdt . Zo kan er iedere dag geoefend worden. Er wordt vooral ’s avonds geoefend wanneer beide ouders thuis zijn.

Opgelet

In het voorbeeld wordt de fiets gekozen om te oefenen. Om te starten wordt dus geen tweede stuk speelgoed gebruikt. Dit zou de oefening complexer maken. Michel zou immers ook nog gevraagd worden om een keuze te maken.

Aan de slag

De situatie aanpassen

De ruimte organiseren en visualiseren:
De fiets wordt op een kast geplaatst. Michel kan het speelgoed zien, maar kan het zelf niet nemen. Op ooghoogte van Michel wordt een foto van de fiets met velcro gekleefd.

Hulp bieden

Het oefenmoment wordt best door beide ouders begeleid. Zo kunnen de ouders voortonen hoe Michel zijn fiets kan vragen. Verschillende scenario's:

Gedrag Michel Leermethode
Michel weet niet wat hij moet doen of huilt. De ouders tonen het voor opdat Michel dit zou imiteren. De ene ouder neemt de afbeelding, geeft deze aan de andere ouder en zegt bijvoorbeeld “Ik wil de fiets”. De andere ouder zegt “je wilt de fiets!” en geeft dan de fiets. Of: De ene ouder geleidt de hand van Michel naar de afbeelding. Michel of de ouder neemt de afbeelding en geeft deze aan de andere ouder. De andere ouder zegt “je wilt de fiets!” en geeft dan de fiets.
Michel kijkt naar de fiets, maar doet verder niets. De ene ouder geleidt de hand van Michel naar de afbeelding. Michel of de ouder neemt de afbeelding en geeft deze aan de andere ouder. De andere ouder zegt “je wilt de fiets!” en geeft dan de fiets.
Michel neemt de afbeelding maar geeft deze niet aan een ouder. De ene ouder geleidt de hand van Michel naar de andere ouder en zegt “ik wil de fiets”. De andere ouder zegt “je wilt de fiets!” en geeft dan de fiets.

Belonen

Wanneer Michel het speelgoed vraagt, mag hij ermee spelen. Hij wordt geprezen als hij de fiets vraagt of als hij de afbeelding geeft. Hij wordt geprezen ook al wordt hij hierbij geholpen.

En daarna...

Wanneer hij de afbeelding van zijn fiets spontaan geeft, kan Michel geleerd worden om het verbaal te vragen. Eerst wordt het woord geassocieerd met de afbeelding. Als Michel de afbeelding geeft, laat de ouder hem het woord “fiets” herhalen voor hij deze geeft aan Michel.

Het belangrijkste doel is dat Michel spontaan zijn speelgoed vraagt. De manier waarop hij het vraagt is in eerste instantie onbelangrijk. Het is bijvoorbeeld niet belangrijk dat hij een correcte zin maakt of dat hij alstublieft zegt.

Opmerkingen

Zelfs indien uw kind enkele woorden begint te zeggen, kan het gebruik van visuele ondersteuning of afbeeldingen de taalontwikkeling stimuleren.