Social stories gebruiken

Een ‘social story’ of sociaal verhaal is een hulpmiddel ontwikkeld door Carol Gray. Het is een beschrijving van een sociale situatie met als doel inzicht te geven in sociale signalen en aan te geven welke reacties in die situatie gepast zijn. Het verhaal moet wel direct aansluiten bij de specifieke situatie van de persoon met autisme.

Als ouder kan je zelf ook sociale verhalen schrijven. Om doeltreffend te zijn, moet zo'n verhaal aan drie voorwaarden voldoen:

  1. Het moet een situatie beschrijven (plaats, aanwezige personen, gedragingen) vanuit het perspectief van de persoon met autisme.
  2. Het moet directe richtlijnen geven voor gepast gedrag.
  3. Het moet in de ik-vorm geschreven zijn.

Vóór je begint te schrijven, is een analyse van de sociale situatie nodig. Verder moeten de gebruikte taal en de lengte van het verhaal aangepast zijn aan het ontwikkelingsniveau van de persoon met autisme. Men onderscheidt 4 types zinnen:

Beschrijvende zinnen: beschrijving van de sociale situatie en van de acties van de betrokkenen.
Perspectiefzinnen: beschrijving van de mogelijke reacties van anderen.
Richtinggevende zinnen: beschrijving van wat in de gegeven situatie gepaste reacties zouden kunnen zijn.
Bevestigende zinnen: beschrijving van de belangrijke aandachtspunten.

Hoe ga je te werk?

Vóór je begint te schrijven, kan je het volgende doen:

  • Observeer en analyseer de situatie grondig.
  • Vraag je kind naar zijn visie en beleving van de situatie. (Indien je de situatie kan filmen, kan je de film als uitgangspunt gebruiken bij de bespreking).
  • Vraag informatie aan derden.
  • Bepaal het onderwerp van het verhaal.

Voorbeeld

  • Op het pleintje spelen de kinderen uit de buurt met de bal. (beschrijvend)
  • Wanneer ik de bal neem zonder iets te vragen, zijn de kinderen boos. (perspectief)
  • Wanneer ik met de bal wil spelen, vraag ik dit eerst aan de andere kinderen. (richtinggevend)
  • Ik vraag dus: “Mag ik meespelen met de bal?” (richtinggevend)
  • Wanneer ik wil meespelen, vraag ik eerst of ik mag meespelen. (bevestigend)

Voorbeeld

  • Als ik mijn vrienden zie, wil ik vertellen over honden. (beschrijvend)
  • Ik vind het leuk om te vertellen wat ik weet over honden. (perpectief)
  • Soms willen mijn vrienden over andere dingen praten. (perpectief)
  • Het is belangrijk dat ik ook naar hen luister en over andere dingen praat. (richtinggevend)
  • Mijn vrienden vinden het leuk wanneer ik naar hen luister en iets zeg over wat ze vertellen. (perspectief)
  • Met vrienden praat je over veel verschillende dingen. (bevestigend)

Hoe gebruikt u uw verhaal?

Er zijn verschillende mogelijkheden.

  • Zet de zinnen op kaartjes.
  • Lees het verhaaltje voor in een rustige omgeving.
  • Lees het meerdere keren voor (verschillende dagen na elkaar).
  • Laat je kind het verhaaltje lezen.
  • Neem het verhaaltje op en laat je kind naar de opname luisteren.
  • Maak voor je kind eventueel een dagschema om het verhaaltje te lezen. Je kan steeds hetzelfde moment van de dag kiezen.
  • Lees het verhaaltje eventueel voor net vóór het moment waarop het geviseerde gedrag zich zou kunnen voordoen. Ongevraagd de bal afnemen komt bijvoorbeeld voor wanneer je kind op het pleintje gaat spelen. Het verhaaltje lezen vóór je kind buiten gaat spelen, kan helpen.
  • Pictogrammen, tekeningen of foto’s die het verhaal verhelderen, kunnen de interesse van je kind doen toenemen. Ze moeten wel een toegevoegde waarde hebben. Een foto mag bijvoorbeeld niet te veel onnodige details bevatten.
  • Laat je kind oefenen. Probeer bijvoorbeeld een gesprekje te voeren zonder over zijn specifieke interesse te praten.
  • je kan de situatie ook samen met je kind naspelen met popjes en ander speelgoed.

Evalueer of het verhaaltje effect heeft. Observeer je kind en vraag ook anderen om dat te doen. Indien je geen resultaat ziet, herbekijk dan de inhoud van het verhaaltje en ga na hoe het werd gebruikt. Verander niet teveel tegelijk. Verander bijvoorbeeld enkel het tijdstip waarop het verhaaltje gelezen wordt en niet de inhoud. Zo kan u makkelijker nagaan wat wel en wat niet werkt.

Meer informatie en voorbeelden:

  • ‘Wie knipt mijn nagels’ van Carol Gray en Abbie Leigh
  • ‘Over (het) leven. Sociale leerverhalen voor (rand)normaal begaafde kinderen met een autismespectrumstoornis' van Hilde Cornelis en Ilse Van Beversluys