Mijn kind heeft het moeilijk dat het een broer/zus met autisme heeft. Wat kan ik doen?

Kinderen die opgroeien samen met een broer of zus met autisme krijgen te maken met een bijzondere gezinssituatie. Meer lezen: Autisme in het gezin

De moeilijkheden van broers en zussen kunnen heel verschillend zijn. Ze zijn ondermeer afhankelijk van de leeftijd, de persoonlijkheid, relativeringsvermogen, … Voorbeelden van de moeilijkheden die ze kunnen ervaren:

  • het gedrag van broer/zus niet begrijpen
  • de eigen gevoelens niet kunnen plaatsen
  • hun gevoelens (angst, bezorgdheid, …), hun vragen of hun ongenoegen moeilijk kunnen uiten
  • zich schamen of schuldig voelen
  • voor zichzelf hulp vragen om ouders niet extra te belasten of omdat eigen problemen minder belangrijk lijken
  • ouders niet willen kwetsen
  • denken dat ze verantwoordelijk zijn voor wat hen overkomt
  • zich bekeken voelen (vooral adolescenten)

Broers en zussen voelen zich soms jaloers ten aanzien van broer of zus met autisme. Vaak omdat er meer aandacht is van ouders, familieleden, beroepskrachten, … Ze geven het kind met autisme weleens de schuld dat ze minder activiteiten buitenshuis ondernemen.

De moeilijkheden die ze ervaren vragen om: informatie, begrip, herkenning, geruststelling, … en vooral de mogelijkheid om erover te praten.

Bij je thuis

  • Neem de tijd om erover te praten. Luister naar het ongenoegen van je kind. Laat je kind toe om negatieve gevoelens te uiten. Toon begrip voor de gevoelens ook al lijken die voor jou onterecht of overdreven. Is het moeilijk om erover te praten, vraag dan om er een tekening over te maken of om iets op te schrijven en neem dit als uitgangspunt om erover te praten.
  • Leg uit waarom je zoon of dochter met autisme meer aandacht geeft, anders behandelt, anders berispt, …
  • Wees niet bang om te zeggen dat het moeilijk voor jou is, maar dat je zal zoeken naar de best mogelijke oplossing. Soms zijn er evenwel dagen dat het moeilijk blijft.
  • Geef extra aandacht aan je kind zonder autisme, bijvoorbeeld elke dag een gesprekje op een vast tijdstip.
  • Zorg voor ‘exclusieve’ momenten en dit op regelmatige basis. Samen iets doen zonder zoon of dochter met autisme (samen een uitstap maken of iets leuks doen, sporten, …). Probeer op de momenten dat je kind met autisme er toch niet is er maximaal ‘brussentijd’ van te maken.
  • Zorg dat je kind eigen spullen heeft.
  • Zorg dat je kind eigen hobby’s heeft. Bijvoorbeeld, je kind met autisme gaat naar de chiro en zus zonder autisme naar de scouts.
  • Behoort een eigen kamer, een eigen kastje dat op slot kan tot de mogelijkheden?
  • Zoon of dochter met autisme indien mogelijk ook kleine taakjes in het huishouden geven zodat voor ieder kind dezelfde ‘plichten’ gelden.
  • Toon expliciet dat je dankbaar bent wanneer ze broer of zus met autisme helpen.
  • Ga na of je kind teveel zorg op zich neemt of juist te weinig betrokken is bij de zorg van broer of zus met autisme. In geval van te grote betrokkenheid bij de zorg, neem dan expliciet die zorg weg.
  • Vraag welke positieve eigenschappen broer of zus met autisme heeft. Bijvoorbeeld, Pierre is heel ordelijk en bergt alle speelgoed op. Benoem zelf ook positieve eigenschappen van al jouw kinderen.
  • Bekijk samen wat ze wel samen willen doen met broer of zus met autisme en welke aanpassingen of ondersteuning hiervoor eventueel nodig is. Bijvoorbeeld de spelregels van een gezelschapspel vereenvoudigen zodat iedereen kan meespelen. Let wel, speel het spel ook eens met je kind zonder de aanpassingen.
  • Probeer activiteiten die niet mogelijk zijn met je kind met autisme toch met je kind(eren) zonder autisme te laten doorgaan. Bijvoorbeeld eens samen naar een restaurant of zwembad gaan.

De omgeving

  • Mensen inlichten over het autisme wanneer broer of zus zich schaamt voor het gedrag. Bijvoorbeeld, de buren inlichten, je kind een spreekbeurt laten houden over broer of zus met autisme. Hou er rekening mee dat ze niet graag hebben dat anderen op de hoogte worden gebracht uit schrik om gepest te worden.
  • Bespreek met je kinderen hoe ze kunnen reageren wanneer anderen vervelende opmerkingen maken of vragen stellen.
  • Als je kind vertelt dat het vervelende vragen krijgt, zeg dan dat hij/zij mag doorverwijzen naar mama of papa

Scholen en voorzieningen

Volgt je kind met autisme onderwijs in een school voor buitengewoon onderwijs of verblijft het in een voorziening, vraag of men activiteiten organiseert voor broers en zussen.

Vergeet niet

Een broer of zus met autisme hebben, heeft niet enkel nadelen, ook positieve eigenschappen worden erdoor ontwikkeld zoals bijvoorbeeld verantwoordelijkheidsgevoel, goed kunnen luisteren, zelfstandigheid, solidariteitsgevoel, aanvoelen wanneer iemand ondersteuning nodig heeft, …